Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, Ik zal [20]zenden tot veel vissers, spreekt de HEERE, die zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot veel jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg, en van op allen heuvel, ja, uit de [21]kloven der steenrotsen. 20. Dat is, Ik zal hun door mijn goddelijke en rechtvaardige regering vijanden verwekken, die met hen zullen handelen gelijk de vissers met de vis en de jagers met het wild plegen te doen, dat is, jagen, plagen, vangen en wegvoeren; sommigen verstaan door de vissers de Egyptenaars, die [als in een waterrijk land] veel met visserij omgingen; Jes.19:8. Zie 2 Kon.23:29,33, enz., en door de jagers, de Babyloniers. Vergelijk Gen.10:8,9; anderen verstaan door beiden de Babyloniers. Vergelijk Hab.1:14,15. Anders: Ik zal vele, of grote vissers uitzenden, enz. Sommigen verstaan dit van de uitzending der apostelen tot de bekering der Joden. Vergelijk Ezech.47:9,10, met de aantekening. 21. Dat zij nergens vrij zullen zijn, zelfs in al zulke verborgen plaatsen, waar men zich anderszins gemeenlijk placht te bergen.